DEN BOSCH – Ine Copal vertelt een aangrijpend verhaal over haar moeder Tina Vismale-Stassen die eind oktober 1944 in Den Bosch een kindje zou krijgen. Het was haar eerste kindje. De bevalling kondigde zich aan toen de gevechten steeds heviger werden, en de vroedvrouw raakte steeds verder in paniek omdat het kindje niet kwam. Een Roode Kruis-medewerker legde de hoogzwangere vrouw in de bakfiets en samen met de vroedvrouw gingen ze op weg naar het Carolusziekenhuis. Op de Vlijmenseweg werd het spervuur zo hevig dat ze onder de spoorbrug bij de wijk Lombok (later het PNEM-gebouw, nu Essent) moesten schuilen. Terugtrekkende Duitse soldaten kwamen voorbij. Zij waren bezig met de aftocht. Hun commandant gaf de bakfietsman opdracht het zeil weg te halen. Hij was benieuwd wat het Roode Kruis vervoerde. Onder het zeil ging de hoogzwangere Tina schuil. Toen hij zag dat de vrouw in heftige barensweeën lag, haalde hij een fles wijn tevoorschijn en drukte die in Tina’s hand. Alsof hij wilde zeggen: ‘vrouwke het spijt ons, wij kunnen je ook niet helpen.’ De Duiters marcheerden verder richting Vlijmen. Later, toen de bakfiets in het Carolus aankwam, werd het kindje geboren. Maar nog die avond overleed het aan onder meer de gevolgen van zuurstofgebrek tijdens de bevalling. Het kindje werd in de tuin van het ziekenhuis begraven omdat er geen andere begrafenis geregeld kon worden. „Dit was een zwaar verlies voor mijn vader en moeder”, zo vertelt dochter Ine Copal. | 11 |